Werken aan ouderbetrokkenheid.

Hoe doe je dat? Kijk naar het filmpje.

Wat betekent werken aan ouderbetrokkenheid en hoe doe je dat?

We starten met het kaderen van het begrip ‘werken aan ouderbetrokkenheid’ en alle componenten die hier op in werken. Daarna gaan we dieper in op wat niet werkt en waarom dat zo is, om vervolgens te focussen op wat wél werkt. We eindigen met een vooruitblik op hoe je hiermee als school aan de slag kan gaan. Geen zin om te lezen? Je vindt alle info in het filmpje hiernaast. 

 

 

Referentiekader

Ouderbetrokkenheid draait om meer dan ouders betrekken bij de schoolwerking. Vanuit wetenschappelijk onderzoek zijn er reeds heel wat modellen opgesteld die streven naar een schematische weergave van dit complex en dynamisch gegeven (10) . In deze tekst beperken we ons echter tot een referentiekader dat eigenlijk een vereenvoudigde en heldere synthese is van heel wat voorgaande studies (10).

 

De actoren

De bovenste helft toont de relatie tussen de drie belangrijkste actoren: de ouders, de leerling en de school. Deze relatie is niet neutraal. Zowel de school als de ouders hebben een eigen rugzak met context, normen en waarden die zichtbaar zijn in hun opvoedingspraktijk én die rugzak matcht niet noodzakelijk. In het midden van dit spanningsveld zit het kind. Het zich bewust zijn van die verschillen en de spanningen die ze met zich meebrengen is een belangrijke voorwaarde om een krachtige ouder-leerling-school relatie op te bouwen.

De randvoorwaarden

A. De pijlers

Werken aan een beleid rond ouderbetrokkenheid situeert zich altijd rond drie belangrijke pijlers:  de drie horizontale balken in de onderste helft van het referentiekader.  

Een eerste pijler (doel = maximale ontwikkelingskansen) verwijst naar een belangrijke voorwaarde binnen die dynamische  ouder-leerling-school relatie, namelijk dat ouders en school hetzelfde doel willen bereiken. Dat doel is het kind maximale ontwikkelingskansen bieden. De focus op de ontwikkeling van het kind moet breder zijn dan enkel de leerprestaties maar ook betrekking hebben op het ruimere  schoolse functioneren zoals attitudes en participatie. Ouderbetrokkenheid is een middel om dit te bereiken, niet het doel. 

 

De tweede pijler (context voor een krachtige leeromgeving) verwijst naar de taak van de school om hiervoor de juiste context te bieden. Dit zijn de concrete acties die de school organiseert om ouderbetrokkenheid te stimuleren.  Het onderscheid herkennen  tussen een defensieve en een offensieve aanpak is belangrijk. Bij een defensieve aanpak vertrekt men vanuit een bepaald probleem(gedrag) dat moet verholpen worden, bijvoorbeeld spijbelgedrag. Echter is het beter te vertrekken vanuit een positieve insteek, dat is dan de offensieve aanpak. Een voorbeeld hiervan is inzetten op een positief en regelmatig contact door de agenda wekelijks als communicatiemiddel te gebruiken. 

 

De derde pijler (doelgericht, gedragen, evenwaardig) gaat over de aard van de relatie. De manier waarop deze relatie vorm krijgt moet doelgericht zijn en gebaseerd zijn op evenwaardigheid tussen de partners.  School en ouders zijn elkaars gelijke en hun taken liggen in elkaars verlengde.  Dat impliceert dat de school ook moet 'out of the box' denken en m.a.w. nadenken om buiten de schoolmuren te treden met haar acties.  Zo kan een school bijvoorbeeld inspelen op het onderwijsondersteunend gedrag van ouders door een infoavond te organiseren over hoe ze hun kind kunnen helpen voorbereiden op examens. In de andere richting kan het een uitdaging zijn om ouders een bepaalde vorm van inspraak te geven wat betreft leerinhouden, bijvoorbeeld over welke normen en waarden ze in levensbeschouwelijke vakken graag behandeld zien. 

Als school begrip opbrengen voor thuissituaties is belangrijk. Het uitblijven van het opnemen van een bepaald engagement door ouders mag niet automatisch gezien worden als onwil of desinteresse. Zoals reeds eerder gesteld hebben de school en de ouders  elk hun eigen opvattingen over opvoeden, ouderbetrokkenheid, leren, taal, enzoverder. Die opvattingen beïnvloeden hoe de school en ouders naar elkaar kijken. Het zichtbaar en bespreekbaar maken van deze verschillen zorgt voor een draagvlak tot krachtige samenwerking.

 

B. De drie toetsstenen

Verweven doorheen al deze componenten zijn de drie toetsstenen dialoog, diversiteit en draagkracht.

Met dialoog wordt verwezen naar de mate van wederkerigheid en transparantie in de communicatie. De inhoud van de boodschap moet begrijpelijk en bruikbaar zijn.

Met diversiteit staat voormultiperspectiviteit. Doelen en acties moeten zo breed mogelijk bepaald worden. Bijvoorbeeld bij de invulling van ouderbetrokkenheid kan men de thuisomgeving benutten als didactisch kapitaal. 

De toetssteen draagkracht verwijst naar het belang van visie, tijd en middelen die moeten vrij gemaakt worden. De draagkracht kan enkel gewaarborgd worden door directie. Het vrijmaken van uren, het uitstippelen van een visie blijken vaak hindernissen.  Leiderschap is dus een heel belangrijk element. 

Besluit

Ouderbetrokkenheid is een zeer complex en gelaagd fenomeen. Het is onderhevig aan tal van percepties en verwachtingen van de actoren. 

Dit referentiekader geeft weer wat ouderbetrokkenheid in haar totaliteit kan zijn en kan richting geven aan scholen die willen werken aan ouderbetrokkenheid. 

Een aantal concrete do's en don'ts vindt u hier.