Do's en don'ts
Een aantal praktijken bevorderen ouderbetrokkenheid niet, of werken zelfs tegen. Dergelijke praktijken zijn altijd goedbedoeld, maar steunen meestal op hardnekkige veronderstellingen in plaats van op wetenschappelijk bewijs (10).
We starten eerst met een aantal vaak voorkomende voorbeelden uit de praktijk die niet werken. Via het referentiekader wordt duidelijk gemaakt waarom ze het beoogde resultaat niet bereiken.
Do's en don'ts? Bekijk het filmpje.
Don'ts
1. Eenzijdig rapporteren
Voorbeeld:
- Oudercontacten gaan enkel over de cognitieve ontwikkeling, zoals het bespreken van rapportresultaten .
- De school contacteert ouders enkel bij problemen zoals slechte punten, negatief gedrag, spijbelproblematiek, ...
Er wordt niet voldaan aan de toetsteen draagkracht: Er wordt zeer weinig tijd geïnvesteerd in de communicatie. Bovendien wordt bij rapportering van resultaten voorbijgegaan aan het doel 'maximale ontwikkeling' (pijler 1) , er is geen kadering in het totale ontwikkelingstraject van het kind. Vanuit de tweede pijler 'context' wordt communicatie om problemen te melden zeker beschouwd als een defensieve aanpak waarbij altijd iets negatief centraal staat.
2. Ouders benaderen als doelgroepen
Ouders worden benaderd benaderen als doelgroepen is vaak goedbedoeld maar wordt gedaan vanuit het perspectief van de school zonder echt stil te staan bij hoe dat overkomt bij de ontvangers, de ouders. Dergelijke aanpak gaat duidelijk voorbij aan de toetsteen diversiteit en definieert mensen als statische groep met vaststaande kenmerken. Mensen herkennen zich hier niet in en voelen zich bijgevolg niet aangesproken.
Wanneer ouders onderverdeeld worden in doelgroepen worden ze bovendien niet beschouwd als partners in een evenwaardige relatie (derde pijler).
3. Eénmalige geïsoleerde acties
Voorbeeld:
- spaghetti avonden
- schoolfeesten
- koffiekletsnamiddagen
- kerst- of winterhappening
- ...
Dergelijke acties komen vaak voor. Ze zijn goedbedoeld maar schieten hun doel voorbij (eerste pijler: maximale ontwikkeling) omdat ze niet kaderen in een visie, in een gedragen systeem of geheel. Er is dus ook een gebrek aan draagkracht (toetsteen).
De meeste van dergelijke acties zijn gericht op het bevorderen van sociaal contact, maar ouders zijn hiervoor meestal geen vragende partij. Zij krijgen liever info-avonden over de schoolpraktijk, leerinhouden, etc. De tweede pijler 'context' is hierop gericht. Doelen van acties moeten kaderen binnen een breder perspectief dan enkel het bevorderen van sociaal contact. Luisteren naar elkaar in dialoog (toetsteen) kan een startpunt zijn.
4. Copy paste
Sommige scholen staan al verder dan andere. De school hoeft niet telkens zelf het warm water uit te vinden. Dit vraagt veel tijd en moeite en is niet nodig. Er zijn tal van goede praktijkvoorbeelden. Echter door acties over te nemen uit goede voorbeelden, zonder echt te vertalen naar de eigen schoolcontext, en eigen schoolpraktijk, zullen niet dezelfde doelen bereikt worden.
Elke school heeft een eigen context en eigenheid, zowel in visie als in leerlingen en hun ouders. Acties en systemen dienen volledig aangepast te zijn aan die context. Respect voor diversiteit (toetsteen) op vlak van context, doelen (pijlers 1 en 2) en acties vergt grote draagkracht.
5. Tussenpersonen
Soms gebruikt de school tussenpersonen, zoals bijvoorbeeld een imam of een brugfiguur en gebeurt alle communicatie onrechtstreeks. Dat is een begrijpelijke keuze, bepaalde barrières zijn soms moeilijk te overwinnen, zoals bijvoorbeeld taal.
Toch zijn een aantal problemen verbonden aan onrechtstreekse communicatie. Ouders voelen zich daardoor vaak minderwaardig. De derde pijler: 'ouders als evenwaardige partners' wordt hier geschonden. De afstand tussen hen en de school wordt groter en ze voelen daardoor automatisch minder binding met de school. Daarnaast kan er onbedoelde ruis op de communicatie optreden. Het aspect transparantie in de dialoog (toetsteen) komt daarmee in gevaar.
6. De leerling als verantwoordelijke
Bij gezinnen met een migratieachtergrond is het vaak zo dat de ouders het Nederlands veel minder machtig zijn dan de kinderen. Leerlingen moeten dan optreden als tolk bij oudercontacten of moeten zelf brieven en nota's vertalen voor hun ouders. Te veel verantwoordelijkheid voor de communicatie aan de leerling geven, kan er voor zorgen dat de ouders zich onbekwaam voelen en afhaken of dat de boodschap de ouders niet bereikt. In dergelijke situaties is er geen dialoog (toetsteen) met de ouders. De ouders voelen zich geen evenwaardige partner (pijler 3) samen met de school. Daarenboven ervaart de leerling dat meestal als druk of als een vrijgeleide. Dit staat in de weg van maximale ontwikkelingskansen (1ste pijler).
Do's
Hoe moet het dan wel? Het is zeker geen gemakkelijke opdracht om met alle factoren rekening te houden. Doelgericht en efficiënt werken aan ouderbetrokkenheid vraagt een inspanning van het volledige schoolteam en moet gedragen worden door de directie.
Volgende voorbeelden zullen illustreren hoe men kan werken aan ouderbetrokkenheid door rekening te houden met alle factoren van het referentiekader.
1. Vertel veel
Ouders willen op de hoogte gehouden worden over de leerprestaties, maar ook wat betreft het welbevinden en de attitudes van hun kind. Ze horen graag wat hun kind goed kan, maar ook hoe het zich gedraagt en voelt op school. Het bewijst ook dat de school erg geëngageerd is in het streven naar optimale ontwikkelingskansen.
2. Ontwerp een persoonlijk ontwikkelingstraject per leerling
Bij oudercontacten is het beter de leerprestaties van het kind te kaderen in een breder leertraject dan enkel de prestaties van dat moment.
Wanneer de school het rapport - al dan niet visueel - kadert binnen een ruimer studietraject waarbij verdere studiemogelijkheden en toekomstscenario’s overlopen worden, geeft dat ouders ook meer inzicht en duidelijkheid wat betreft attestering of studiekeuze-oriëntatie. Voor onderwijs practici is dit vaak heel helder terwijl veel ouders het bos door de bomen niet zien.
Werken met een ruimer ontwikkelingsperspectief voor het kind vraagt weliswaar een langere termijnvisie dan de huidige schoolsetting. Men moet dus zicht hebben op de verdere schoolloopbaan of plaats op de arbeidsmarkt.
3. Offensief i.p.v. defensief
Een defensieve aanpak betekent dat men start vanuit een probleemsituatie. Dit geeft automatisch een negatieve dynamiek. Het is oplossingsgericht waardoor de doelen ook eerder eng zijn.
In plaats van een defensieve aanpak kan men overstappen naar een offensieve en proactieve aanpak: vertrekken vanuit een positieve of toekomstgerichte insteek kan bijvoorbeeld:
- door kort op de bal te spelen en snel te reageren. Noden en vragen niet tot problemen laten evolueren en er dan pas naar handelen.
- door outreachend te werken en zo de toegankelijkheid vergroten. Voor sommige ouders is zelf contact opnemen met de school een grote drempel. Door als school een eerste stap te zetten wordt de afstand verkleind.
- door veel regelmatiger te communiceren.
- door het agenda veel intensiever te gebruiken als communicatiemiddel en niet voornamelijk als planningsmiddel. Een ander idee is werken met een heen- en weer schriftje. Zelfs in het secundair blijkt dit zeer waardevol.
Op die manier worden de handelingsmogelijkheden van de school én de ouders uitgebreid. Door proactief te werken, wordt de toegankelijkheid van de school verhoogd. Dit kan op verschillende vlakken.
Communicatie wordt toegankelijker door in te zetten op
- Meer rechtstreekse communicatie, want face-to-face communiceren verkleint de afstand.
- Ook inzetten op telefonisch contact houdt mensen dichterbij en makkelijker aanspreekbaar.
- Eenvoudig taalgebruik maakt de boodschap bevatbaar.
- Visuele ondersteuning, bijvoorbeeld via pictogrammen, kan veel ophelderen, zeker voor leerlingen en ouders met een migratieachtergrond.
- Allochtone medewerkers als tolken inzetten kan voor dergelijke ouders ook een drempel wegnemen.
Financiële toegankelijkheid is vaak moeilijker tot stand te brengen.
Een belangrijke stap is betaalbare schoolreizen of activiteiten organiseren.
Spreidingsplannen toelaten geeft mensen ook meer ademruimte en mogelijkheden om hun kind te laten participeren.
Hoe bereikbaar is de school in termen van aanspreekbaarheid?
Leraren aan de schoolpoort zorgt voor een lagere drempel om een vraag te stellen of iets te vertellen. Voor veel ouders is de binnenkant van de school een ontoegankelijk terrein en al zeker de klaslokalen zelf. In het lager onderwijs komen ouders als eens vaker de klas binnen maar in het secundair gebeurt dat zelden. Vrije toegang verlenen voor de ouders op bepaalde momenten kan ook helpen om drempelvrees weg te nemen. Een warm onthaal werkt toegankelijkheid erg in de hand.
Toegankelijke activiteiten
De activiteiten die georganiseerd worden om ouderbetrokkenheid te vergroten moeten de ouders ook echt aanspreken. Er wordt best vertrokken vanuit een vraag of vanuit een nood die tot uiting kan komen door in dialoog te gaan.
Beschikbaarheid
Meer beschikbaar zijn betekent dat er meer momenten zijn waarop ouders contact kunnen opnemen. Idealiter is de school dagelijks beschikbaar om in contact te staan met de ouders. De school kan eventueel ook buiten de schoolmuren gaan en huisbezoeken doen. Haalbaarheid is hier wel een belangrijke factor.
Besluit
Het doel van de school is maximale ontwikkelingskansen voor de leerlingen creëren. Het middel daartoe is niet enkel ouders meer betrekken, maar streven naar een evenwaardig partnerschap tussen school en ouders. Grondige reflectie moet uitwijzen wat er nodig is om tot een dergelijke samenwerking te komen. Daarna is de grote vraag hoe een duurzame implementatie daarvan georganiseerd kan worden.
Een concreet stappenplan om uw school op weg te helpen vindt u op de pagina ‘aan de slag’ op onze website.
Maak jouw eigen website met JouwWeb